Tussen 1000 en 1300 ontstonden de grote ontginningen van bossen en moerassen. We leven dan in de late Middeleeuwen. Wellicht is rond 1000 n. Chr. Tungelroy al ontstaan
Nog voor die tijd trok de mens van de ene plaats naar de andere. Jachtkampen zijn ook gevonden in de Tungelroyse Heide. Ook kent Tungelroy meerdere esdekken uit de periode 800-1000 n. Chr.
Nabij de Tungelroyse Beek is een dolk gevonden uit de periode 1450 voor Christus. Ouder is de amandelvormige vuistbijl gevonden op Theurke. Deze stamt van de oude steentijd, 12.500 jr geleden.
Ontstaan van Tungelroy
Om een beeld te krijgen van het ontstaan van
Tungelroy moeten we eerst een stuk terug in de tijd. Hieronder een
historisch overzicht van het "Land van Weert".
Van het land van Weert is
bekend dat het na de ijstijd een moerassig karakter had. Dit komt nog steeds
tot uiting in oude benamingen als Kruisvennen, Braakpeel, Roeventer Peel,
Leegbroek (Broôk is moerasland) en Stoute Koelen (Stout komt van stroet =
moerassig land, begroeid met laaghout, Kôel = poel). Ook gehuchtnamen als
Biest (drassig land met riet en biezen) en Schoor (moeras) duidt op drassige
omstandigheden. Op oude kaarten kunnen we het moerassige landschap nog
steeds terugvinden. De aanwezigheid van bossen herleiden we aan Boshoven,
Hushoven (huizen in of nabij bos), Laar (open plek in bos) en Bocholt (beukenbos).
De nog steeds karakteristieke boomloze zandvlakten in deze regio dateren van
na 1000 als gevolg van beweiding met schapen en het afsteken van heide voor
plaggenbemesting van de landbouwgrond. Op plaatsen waar de heide was
afgeplagd kreeg de wind vat op het zand waardoor stuifzandgebieden
ontstonden zoals de Tungeler Wallen.
De oudste sporen van een meer consistente bewoning in deze omgeving dateert
van circa 10.000 jaar geleden. Het betreft dan overblijfselen van
jagerskampen die waarschijnlijk langer bewoond bleven dan 1 seizoen. In de
Tungelroyse Heide zijn ook overblijfselen van kleinere jachtkampen gevonden,
die dateren van 8000 voor Christus. Kenmerkend was dat het een basiskamp had
met daaromheen cirkelvormig kleinere jachtkampen. De Tungelroyse Heide is
een voorbeeld van deze hooggelegen vindplaatsen aan oude waterlopen. In 1864
werden er askruiken gevonden. Het voornaamste jachtwapen in die tijd is de
pijl en boog. We zitten dan in de Midden-steentijd. Onlangs (2010) hebben
archeologen in een beekdal van de Tungelroyse Beek bij Nederweert een
realtief compleet skelet van een edelhert uit 9000 voor Christus opgegraven.
Het betreft hier een zeldzame vondst uit de de Midden-Steentijd. Het hert is
slachtoffer van geweest van een jachtpartij, wat erop wederom op wijst dat
de bewoners van Limburg "jager-verzamelaars" waren. De jagers moesten
overleven in een open zandlandschap met weinig vegitatie. Ook zijn daar
resten van andere oerdieren en van organisch materiaal zoals scherven en
speerpunten gevonden.
Vanaf dat moment zet de mens een enorme stap vooruit door de ontdekking van
landbouw en veeteelt.
Ook in Weert vindt men dan geslepen bijlen en aardewerk. De bijlen werden o.a.
gebruikt voor bossen te kappen voor akkeraanleg.
Aan de Tungelroyse Beek wordt
een bronzen dolk gevonden. Deze dateert van ca 1450 jaar voor Christus. De
dolk is in 2 stukken gebroken en was bovendien sterk aangetast door corrosie.
De spitse punt ontbreekt, maar veel langer dan 17 cm is de dolk niet geweest.
Twee van de oorspronkelijke vier klinknagels waarmee het heft aan de
afgeronde heftplaat bevestigd zat zijn bewaard gebleven. De kling is
versierd met twee bundels parallelle groeven. We hebben hier te doen met een
dolk van de Midden-Bronstijd (15e eeuw voor Christus of iets langer), van
een type dat nauw verwant is met de zogenaamde Sögeler dolken. Omdat de
oevers van de Tungelroyse Beek ter hoogte van de vindplaats (nog voor de
Heltenbosdijk) decimeters werden afgegraven kon op 4 april 1984 door de
heren Geelen, Heerholtz een globale verkenning uitvoeren. Verder kon men
niets ontdekken.
(Breuckers, A, een bronstijdsdolk in Weert)
Rond 1889 ontdekt wijlen de heer P.M. Peters, onderwijzer te Tungelroy de
urnenvelden op de Boshoverheide. Als we het aantal graven in het urnenveld
op Boshoven bekijken (800 tot 500 voor Chr.), dan betekent dit dat hier toen
ongeveer 10 tot 15 families woonden (1000 urnen).
In de late ijzertijd (250 v Chr – 0) neemt de bevolking in Weert toe. Dit
blijkt weer uit de grafvelden en nederzettingen gevonden in Molenakker en
Kampershoek. Men kan spreken van een intensieve bewoning tot ver in de
Romeinse tijd. Het zwerven maakte plaats voor clusteren. In 1994 vindt men
een Keltische munt op een akker in Kampershoek, een teken dat in die tijd de
Kelten hier leefden. Mede door toedoen van Caesar worden de Kelten door de
Romeinen uit dit gebied verdreven. Uit de tijd van de romeinen zijn er deze
streek 3 nederzettingen gevonden. Eentje aan de Laarderweg (ter hoogte van
de voormalige lagere school), een op Kampershoek en een op Klein-Leuken.
Zo’n nederzetting bestond dan uit gemiddeld 5 boerderijen (elk zo'n 20 meter
lang). De afstand tussen de drie is gemiddeld 1000 meter. Ook aan de
zuidkant van Weert heeft men sporen ontdekt uit de Romeinse Tijd.
In 2005 werd er bij het smalste gedeelte van de Tungelroyse Beek in Tungelroy de resten blootgelegd van een houten brug uit de Romeinse tijd. Volgens deskundigen is het de eerste keer in Nederland dat een dergelijke brug uit het begin van onze jaartelling is gevonden. Om de resten in de bodem niet te beschadigen is er op geringe afstand van de oorspronkelijke brug een reconstructie geplaatst over de Tungelroyse Beek. Jaarringonderzoek aan de eikenhouten resten van de brug hebben aangetoond dat enkele bomen die gebruikt zijn , in 27 na Christus zijn omgehakt. Ook de vondst van een Keltische munt uit de eerste eeuw na Chr. ondersteunt deze datering. Ook enkele fibulae (doek- of mantelspelden) zijn gevonden. De fibula was handig om mantels en andere kledingstukken, zoals toga's, op de schouder te bevestigen. Het is de voorloper van de sluitspeld of knoop. Hoe de brug er precies uitgezien moet hebben, is moeilijk te reconstrueren. De replica probeert zo echt mogelijk een stukje geschiedenis te onthullen.
Replica romeinse Brug Tungelroy
Resten van het onderste gedeelte van een
bekisting van een waterput, Laarderweg.
Eikenhout, Romeinse Periode, 1e eeuw n. Chr.
Opvallend is dat er geen vondsten zijn gedaan
uit de 3e tot de 5e eeuw (Middeleeuwen). Er heeft toen
waarschijnlijk een grote volksverhuizing
plaatsgevonden naar gebieden van de Romeinse bezetter. De vroegst dateerbare
aanwijzingen uit de Middeleeuwen dateren uit de Karolingische tijd (8e
tot 10e eeuw). Deze bestaan uit drie bewoningsclusters van
losse boerenerven, waarschijnlijk van ontginningshoeven, aan de Laarderweg,
Kampershoek en Klein Leuken. De boerderijen hebben niet gelijktijdig bestaan.
De bewoners waren vermoedelijk wel allemaal onderhorig aan het domein Villa
Werta.
Op Molenakker zijn
in 1994 twee boerderijen opgegraven uit de 8e eeuw. Ook uit de
volle Middeleeuwen zijn weinig opgravingen gedaan. In de buurt van de
Biesterbrug zijn twee erven uit de volle Middeleeuwen opgegraven. Het
schijnt dat rondom Weert veel oude akkergebieden al vóór het jaar 1000 in
gebruik waren. Voor Tungelroy geldt dat er hier esdekken zijn gevonden voor
plaggenlandbouw in de periode 800 – 1500. Het gaat dan aanvankelijk om niet
meer dan kleine eilandjes van cultuurland in uitgestrekte bossen, moerassen
en andere woeste gronden. De genoemde esdek (zie onder) werd gevonden op
Theurke op de locatie waar nu het bedrijf Koppen VOF gevestigd is. In de
buurt van deze esdek is ook een amandelvormige vuistbijl uit het
Paleolithicum (oude steentijd, 12500 jaar geleden) gevonden door een boer
van de Theurkesweg. Verder is er op de locatie Hanssenhof ook een esdek
aangetroffen, echter zonder archeologische vondsten. Ook schuin tegenover de
Toerist (waar een oude boerderij lag) is een esdek aangetroffen. Hier zijn
ook vuursteenvindplaatsen van jagers uit de Steentijd aangetroffen. Ook is
er een fragment vuursteen aangetroffen met een steilgeretoucheerde afslag
uit de Steentijd. Het was bewerkt om het een functie te geven, mogelijk als
schrabber. Verspreid zijn er ook delen geglazuurd aardewerk gevonden,
daterend uit de periode na de Middeleeuwen. Bij Ingelshof zijn paalkuilen
aangetroffen die vrijwel allemaal dateren uit de Nieuwe Tijd. Er zijn echter
2 paalkuilen die ouder zijn dan de anderen en misschien afkomstig zijn uit
de Romeinse Tijd. Zeker is dit niet. Verder werden daar lode kogels gevonden
uit de periode 1500-1900, evenals aardewerk uit de Middeleeuwen. Men neemt
aan dat het zwerfvuil is dat in de greppels terecht is gekomen.
vuistbijlen
De drie eeuwen tussen 1000 en 1300 staan
bekend als de grote ontginningsperiode. In heel Europa breidt de bevolking
zich sterk uit en overal worden boerderijen gesticht en landerijen ontgonnen.
Tungelroy stamt ook uit die tijd. Naar de naam Tungelroy is veel onderzoek
gedaan. We vinden ook steeds weer andere verklaringen.
De eerste bewoners waren lieden van Germaanse afkomst, immers in de omtrek
werden urnen opgedolven en deze bleken van Germaanse afkomst te zijn. De
naam Tungelroy zoals we het nu schrijven is pas later ontstaan. Uit vroeger
tijden zien we de volgende namen: Tongherloe, Tongelroe(1422), Tongelray (1573 +
1698), Tongelroy (1771, 1830), Tungelroij (1868) en Tungelroy (rond 1900).
Toch denken sommige naamkundigen bij Tungelroy eerder aan een
landtong of zandrug. In dit geval zou het dan een bosnaam zijn. Men geeft
o.a. ook aan dat de
germaanse vondsten in onze omgeving (1864: askuilen in de Tungeler Wallen,
1862: terpen in de heide tussen Hunsel en Ell) leiden directer naar de
oorsprong, immers, de Tungri, een Germaanse volksstam uit de oudheid,
vestigden zich in en rondom Tongeren en ook in onze streken. Zij staken
oorspronkelijk de Rijn over om zich in deze streek te vestigen. Aan deze
stam ontleent Tungelroy zijn naam wordt gezegd. Echter, Tungelroy heette
vroger Tongelroe en geen Tungelroe!! Als we dat ook toepassen met "Tongel"
zoals het vroeger genoemd werd dan betekent het "kleefkruid". Maar in de
Germaanse talen bestond nog een ander woord voor ster, hemellichaam. Het is
een raadselachtig woord dat geen of weinig aanknopingspunten heeft buiten de
Germaanse talen. Dat woord was TUNGLA. In het Nederlands zou het "tongel"
hebben geluid! Wat is dan in hemelsnaam de herkomst van dit woord? In
baanbrekende boek Deutsche Mythologie (1853) verklaarde Jacob Grimm
het als een afleiding van Oudgermaans Tungôn, de voorloper van het
Nederlandse woord tong. Het woord zou dan verwijzen naar de tongvormigheid
van de halfverlichte maan en planeten. Doch de oudste betekenis van het
woord is eerder "ster", "hemellichaam", in het algemeen dan "maan", "planeet"
in het bijzonder. Volgens een overeenkomstige en evenmin overtuigende
duiding slaat het woord op het grillige schijnen van de hemellichamen:
vergelijk het werkwoord "tongelen" 'zich grillig als een tong bewegen', dat
vooral van vlammen wordt gezegd.
Voor een volgende verklaring zouden wij een verband kunnen leggen met
Gronings tongelen‘(mee)slepen;
iets dragen dat zich heen en weer beweegt (zoals een kind)’. Inderdaad, de
sterren slepen zich als het ware door de hemel en zijn in zekere zin
beweeglijk in hun schijnen. Daarnaast bestaat er in het Gronings tongel,
ter benaming van allerhande zaken die (mee)gesleept worden, zoals een bundel,
een zak, een vracht en ook kleefkruid. Opmerkelijk is hierbij dat kleefkruid
bijzonder
veel lijkt op sterrenkruid,
dat immers vernoemd is naar zijn stervormigheid. Deze Groningse woorden zijn
echter zeer afgezonderd, pas laat voor het eerst opgeschreven en zelf ook
van onbekende herkomst. En als Gronings tongel rechtstreeks
van het hier te duiden*tungla- komt,
dan komen we voor onze verklaring geen stap verder.
Hoe het ook zij, het blijft een geheimzinnig en raadselachtig woord als de
sterren zelf. En is het niet prachtig om voor zulke wezenlijke zaken meer
dan één woord te hebben? (bron:
Olivier van Renswoude, mei 2013).
Hiermee is de herkomst van Tungelroy nog steeds niet verklaard en zal de
naam altijd geheimzinnig en raadselachtig blijven!
Weert is ontstaan aan een kruispunt van wegen, immers de latere buitenieën
van Weert bestonden toen al. Rondom dit kruispunt ontstond een nederzetting
op argrarisch land, die in 1062 wordt aangeduid als Wertha en in 1155 als
Werd. Hier ontstond een marktcentrum. Men vermoed dat de St. Martinuskerk in
de periode eind 8e – begin 9e eeuw gebouwd is. Vanaf
1139 is het zeker dat de kerk er stond. Daarom moeten we ook aannemen dat de
ontginningen in het land van Weert in de 11e eeuw al behoorlijk
op gang waren gekomen.
In een akte van 1290 wordt voor het eerst Tungelroy genoemd in relatie tot
de vloedmolen die er toen al stond.
Replica Romeinse Brug Tungelroy december 2012
Wat is een esdek?
De Nederlandse zandgebieden bestaan uit
een reliëfrijk landschap met hogergelegen dekzandruggen en tussenliggende
vlakten. De dekzandruggen zijn ontstaan in de laatste ijstijd, toen
Nederland een koud en droog klimaat had (in juli werd het dan hooguit 5
graden). Het was hier een poolwoestijn en er was vrijwel geen vegetatie,
waardoor de wind vrij spel had en voor grootschalige zandverstuivingen heeft
geleid. De richting van deze dekzandruggen , die andere afzettingen afdekken,
is bepaald door de overheersende windrichting gedurende de ijstijden. De
tussenliggende vlakten worden doorsneden door beken.
Deze dekzandruggen zijn al bewoond geweest vanaf de laatste ijstijd (ca.
10.000 tot 12.500 jaar geleden). Deze gebieden waren aantrekkelijk omdat ze
hoog en droog liggen. Het zijn echter van oorsprong arme zandgronden waar
landbouw weinig zinvol is. Al aan het begin van onze jaartelling is men
daarom begonnen met bemesting. In de Middeleeuwen woonden de mensen vooral
op de flanken van de dekzandruggen en ze hebben op de hogergelegen delen
gewassen verbouwd. Vanaf dat moment zijn de landbouwgronden op de
dekzandruggen intensief bemest met potstalmest die vermengd werd met
heideplaggen. De mest verzamelden de boeren in de stallen waar de schapen
voornamelijk in de winter verbleven.
Deze oude bouwlandgronden worden ook wel esdekken genoemd. Gebieden met een
esdek zijn archeologisch interessant omdat zij oude archeologische resten op
de dekzandruggen afdekken. Onder deze essen zijn deze resten vaak goed
bewaard gebleven. In de loop der eeuwen zijn door het ploegen typische
bolvormige akkers ontstaan die nog steeds goed herkenbaar zijn in het
landschap.
Copyright © 2013 - Alle rechten voorbehouden - Erfgoed Tungelroy